Wel of niet behandelen?
De diagnose 'stressincontinentie' wordt gesteld naar aanleiding van de klachten die u heeft en een lichamelijk onderzoek. Hiernaast kan aanvullend onderzoek worden verricht. Dit bestaat uit:
- Een gesprek met de uroloog, de assistent of physician assistant (de anamnese).
- Urineonderzoek. Er wordt onderzocht of er wel/geen sprake is van een urineweginfectie.
- Urodynamisch onderzoek (UDO). Dit is een drukmeetonderzoek van de blaas; een onderzoek naar de functie van de blaas en het afsluitmechanisme. Over dit onderzoek is een aparte folder beschikbaar.
- Cystoscopie. Dit is een onderzoek waarbij in de blaas wordt gekeken. Dan vindt meestal ook een lichamelijk onderzoek plaats. Over de cystoscopie bestaat een aparte folder.
- Het bijhouden van een mictielijst (=plaslijst). Hierop houdt u bij wanneer en hoeveel u plast.
Incontinentie is geen levensbedreigende aandoening. Maar het ongewild nat zijn en ook de onaangename geur zorgen voor veel ongemak en kunnen de kwaliteit van leven verminderen. Pijn hoort niet bij incontinentie. Een behandeling hoeft niet altijd noodzakelijk te zijn, maar kan de klachten vaak wel aanmerkelijk verminderen.
Voor de behandeling van urine-incontinentie zijn het type incontinentie, de ernst van de incontinentie en de leeftijd van belang. Of er wordt gekozen voor een behandeling hangt vooral af van de ernst van de incontinentie. De ernst kan worden uitgedrukt als:
- de frequentie waarmee incontinentie optreedt (dagelijks, wekelijks, maandelijks);
- de hoeveelheid urineverlies;
- het aantal incontinentieverbanden dat wordt gebruikt.
Voor welke behandeling wordt gekozen hangt af vooral af van de ernst van de incontinentie en de mate waarin de incontinentie het dagelijks bestaan beïnvloedt.