Headerafbeelding
twee handen ouder en jonger persoon
Behandeling

Adviezen voor naasten van patiënten met een delier

Wanneer een familielid, vriend(in) of kennis verward is, kunt u daar van schrikken.

Dan is het prettig om te weten hoe u het beste met uw naaste om kunt gaan. Er zijn een aantal adviezen hoe u uw naaste kunt steunen.

Wat kunt u doen voor uw naaste bij een delier?

Alle belangrijke informatie op een rij

Betrokken afdelingen

Code ALG-110
Laatste revisie: 29 september 2023 - 10:50
Wat kunt u doen voor uw naaste bij een delier?

Adviezen voor naasten van patiënten met een delier

U kunt uw naaste steunen en het contact verbeteren wanneer u op een aantal dingen let.

Op bezoek

  • Bezoek is belangrijk, maar teveel personen is vermoeiend. Dit werkt de verwardheid in de hand. Daarom is het belangrijk dat u zich houdt aan het maximale aantal bezoekers van 2 personen.
  • Spreek met andere bezoekers af, wie wanneer op bezoek komt. Als u met 2 personen op bezoek komt, ga dan aan 1 kant van het bed of de stoel zitten. Uw naaste kan zich dan zoveel mogelijk op 1 punt richten.
  • Reageert uw naaste ongewoon op uw bezoek? Zeg dan wie u bent, waarom u komt en herhaal dit zo nodig. Als u merkt dat uw naaste anders reageert dan dat u gewend bent, wilt u dit dan doorgeven aan de verpleegkundige.
  • Ga op ooghoogte zitten bij uw familielid, dit is voor de patiënt vaak veel prettiger.
  • Soms kan het geruststellend zijn als u uw hand op de hand van uw naaste legt terwijl u in gesprek bent.
  • Vertel uw naaste dat hij ziek is en in het ziekenhuis ligt.
  • Spreek rustig en in korte duidelijke zinnen.
  • Stel enkelvoudige vragen, zoals: “Heeft u lekker geslapen?” Stel geen 2 vragen tegelijk zoals: “Heeft u lekker geslapen of bent u steeds wakker geweest?”
  • U hoeft niet steeds te praten, het is vaak al fijn dat u er gewoon bent.
  • Maak gebruik van een communicatieschriftje, zodat bezoek kan lezen wat er is gebeurd. Bezoek hoeft dit dan niet steeds te vragen aan uw naaste.

Ander gedrag

  • Ga niet mee in de vreemde ideeën of met de dingen die uw naaste hoort of ziet, maar die er niet zijn (hallucinaties). Probeer hem ook niet tegen te spreken. Wel kunt u duidelijk maken, dat u de dingen anders ziet, maar dat dit niet erg is.
  • Stel gerust, maak er geen ruzie over. Praat over echte personen en gebeurtenissen of over de gevoelens die de hallucinaties bij uw naaste oproepen, zoals verbazing, angst, onrust, enzovoort. Of vertel dat de gedachten van de patiënt verward zijn. Dat dit komt door het ziek zijn, de operatie enzovoort.
  • Realiseert u zich dat uw naaste erg angstig kan zijn door deze verwarde gedachten maar deze angst tijdens het delier niet goed onder verwoorden kan of durft te brengen.
  • Maak geen grapjes over het gedrag van uw naaste. Hij is zich er soms van bewust dat zijn gedrag vreemd is, maar heeft zichzelf niet in de hand. Uw naaste zal het zich later kunnen herinneren.

Wat neemt u mee?

  • Let erop dat uw naaste zijn bril of gehoorapparaat gebruikt. Neem reserve batterijtjes mee.
  • Neem voor uw naaste vertrouwde spulletjes mee naar het ziekenhuis, bijvoorbeeld een kalender, wekker, horloge, het eigen hoofdkussen, en een foto mee van familie. Plaats deze in het zicht van uw naaste. Deze spulletjes kunnen ervoor zorgen dat uw naaste zich beter kan oriënteren en zich minder angstig en alleen voelt.
  • Breng eigen kleding en schoenen mee, zodat uw naaste overdag aangekleed kan zijn. Maar ook eigen nachtkleding en pantoffels.

Door het delier kan uw naaste vaak minder goed meehelpen met de behandeling. Soms ontstaan door het onrustige of verwarde gedrag van uw naaste gevaarlijke situaties. Bijvoorbeeld het verwijderen van katheters en sondes of is er een verhoogd risico op vallen als uw naaste zelf uit bed komt.

Uw naaste kan het dan als prettig ervaren als u wat vaker en wat langer op bezoek komt. Om onrust en angst te verminderen, is het ook mogelijk om ‘s nachts bij uw naaste te blijven slapen (‘rooming in’). U kunt de verpleegkundige vragen naar de mogelijkheden.

Patiënten die vóór het delier geen geheugenproblemen hadden, kunnen zich later vaak nog veel herinneren van hun ‘verwarde’ periode. Zij kunnen schaamte voelen over de dingen die zij hebben gedaan, en angst voor het feit dat dit zomaar heeft kunnen gebeuren. Probeert u daarom, als uw naaste is hersteld, te praten over wat er is gebeurd. U kunt hierbij uitleggen dat het vreemde gedrag gekomen is doordat uw naaste zo ziek was. De hersenen konden tijdelijk niet meer goed functioneren (zoals ijlen bij hoge koorts). Uw naaste kon dus niets doen aan zijn vreemde gedrag.