Op de verpleegafdeling wordt u verder voorbereid op de behandeling. U krijgt een operatiehemd aan. Zo nodig geeft de verpleegkundige u een rustgevend tabletje.
Wordt er verwacht dat de behandeling bij u lang kan duren? Dan krijgt u mogelijk voor de behandeling een blaaskatheter, omdat u tijdens de behandeling niet naar het toilet kunt.
U wordt naar de operatieafdeling gebracht. Daar komt u op een operatietafel te liggen en wordt u aan bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt een verdovingsprik in de lies of rug, of u krijgt algehele narcose. Vervolgens prikt de vaatchirurg in de lies een slagader aan. In dit bloedvat wordt een dun slangetje geschoven. Hierdoor wordt contrastvloeistof in de slagader gespoten. De contrastvloeistof geeft soms een warm gevoel. De contrastvloeistof maakt het mogelijk om de slagaders op een beeldscherm zichtbaar te maken. Zo kan de vaatchirurg de vernauwing in beeld brengen.
Ook worden er verschillende röntgenbeelden gemaakt. Tijdens het maken hiervan vraagt de vaatchirurg u even niet te ademen om een duidelijk röntgenbeeld te krijgen.
Wanneer de plaats van de vernauwing is bepaald, schuift de vaatchirurg via het ingebrachte slangetje een ballonkatheter naar de vernauwing. De ballon wordt opgeblazen. Daardoor wordt de vernauwing weggeperst en wordt de slagader op die plaats wijder gemaakt (zie afbeelding). De vaatchirurg kan het resultaat van de behandeling direct beoordelen.
Als er ondanks de ballondilatatie nog steeds een vernauwing bestaat, wordt mogelijk besloten om een stent te plaatsen. Een stent is een buisje van geweven metaal. Het buisje wordt in opgevouwen toestand via een katheter naar de plaats van de vernauwing gebracht. Daarna kan het buisje zich weer uitvouwen en het bloedvat verwijden. Het bloed kan dan weer beter door de slagader stromen. De stent blijft in het bloedvat achter. Soms is van tevoren al duidelijk dat een stent moet worden geplaatst. Dat kan het geval zijn wanneer het bloedvat volledig is afgesloten.
De behandeling duurt 1 tot 2 uur.