De patiënt krijgt een kleine hoeveelheid radioactieve stof toegediend. De stof kan worden toegediend via:
- een injectie in de arm in een bloedvat;
- een capsule die de patiënt moet doorslikken;
- of via een maaltijd.
Op de radioactieve stof kunt u niet allergisch reageren, de stof geeft geen bijwerkingen en u raakt de stof ook vanzelf weer kwijt. Met de radioactieve stof kan de werking van het lichaam en van de organen onderzocht worden. Hoe het lichaam of het orgaan werkt wordt afgebeeld of gemeten. Deze vorm van onderzoek wordt ‘scintigrafie’ genoemd en wordt gedaan met een gammacamera of een PET-scanner. Soms wordt er aanvullend een CT-scan gemaakt, dit is een onderzoek met röntgenstraling. Ook kan er onderzoek gedaan worden naar kanker en kan het effect van uw therapie in de gaten gehouden worden.