De klinisch farmacoloog heeft kennis van de algemene farmacologie (zowel farmacokinetiek als -dynamiek) en bezit daarnaast deskundigheid op een of enkele deelgebieden zoals circulatoire middelen, respiratoire middelen, pijnstilling, antimicrobiële middelen, oncolytica en psychofarmaca. Hij/zij is kundig op het gebied van bijwerkingen, interacties en intoxicaties als ook op het gebied van het interpreteren van bepalingen van geneesmiddelconcentraties in lichaamsvloeistoffen. Hij/zij neemt actief deel aan farmacotherapiebesprekingen, bijvoorbeeld als lid van een formulariumcommissie. De klinisch farmacoloog heeft ervaring met onderwijs op het gebied van farmacotherapie en humaan geneesmiddelonderzoek. Op grond van zijn speciale deskundigheid functioneert de klinisch farmacoloog als opsteller, adviseur, uitvoerder en/of beoordelaar bij experimentele of observationele onderzoeken waarbij geneesmiddelen bij de mens worden toegepast. Hij/zij dient er hierbij op te letten dat de algemene regel- en wetgeving (zoals Wet op Medisch Wetenschappelijk Onderzoek met mensen; en Good Clinical Practice / ICH) wordt nageleefd. Hij/zij kent de mogelijkheden en de beperkingen van protocollaire geneeskunde en heeft ervaring met klinisch geneesmiddelonderzoek.