Bij iedere medische ingreep kunnen bijwerkingen en complicaties optreden. De onderstaande bijwerkingen en complicaties kunnen te maken hebben met de ruggenprik tijdens de bevalling.
Daling van de bloeddruk
Eén van de meest voorkomende bijwerkingen van de ruggenprik is een sterke bloeddrukdaling. Om dit te voorkomen, worden uw bloedvaten voor de verdoving al goed opgevuld met vocht via een infuus. Een eventuele bloeddrukdaling is goed te behandelen met medicijnen. Als er bij u een bloeddrukdaling optreedt, kan uw kindje daar last van krijgen. Dit komt doordat de placenta op zo’n moment minder goed doorbloed wordt. Dit is te zien aan de hartslag van uw kind.
Een te hoge verdoving
Als de verdoving hoog komt te zitten, worden de spieren van het middenrif en de borstkas mee verdoofd. U kunt dan een benauwd gevoel krijgen. Dit wordt opgevangen door het toedienen van zuurstof. Ook kan uw hartslag vertragen. Dit is goed te behandelen met medicijnen.
Een eenzijdige verdoving
Het komt voor dat de verdoving maar eenzijdig werkt. Dit kan gebeuren als de verdovingsvloeistof zich ongelijkmatig heeft verdeeld. Als dat het geval is, bespreekt de anesthesioloog met u welke behandelingen mogelijk zijn.
Koorts
In enkele gevallen stijgt uw lichaamstemperatuur vanwege de ruggenprik. Het is dan lastig te bepalen wat de oorzaak is van deze koorts. Het kan het gevolg zijn van de medicijnen die bij de ruggenprik worden gebruikt, of van een infectie. Soms wordt u dan behandeld met medicijnen, zoals antibiotica. Het kan nodig zijn dat de kinderarts de baby extra onderzoekt en in enkele gevallen is opname op de couveuse-afdeling nodig.
Als er in het gebied van de ruggenprik tekenen van infectie optreden, zoals roodheid, pijn, vochtafscheiding of koorts, wordt de pijnstilling gestopt. U krijgt dan medicijnen om de infectie te bestrijden. In zeldzame gevallen ontstaat een abces op de plek van de prik. Het abces zal dan via een operatie moeten worden ontlast.
Hoofdpijn
Het kan voorkomen dat het vlies rond het ruggenmerg wordt aangeprikt. U kunt dan direct of in de eerste dagen na de bevalling hoofdpijnklachten krijgen. Eventueel is in de dagen erna een extra behandeling met een ruggenprik nodig om te proberen deze hoofdpijnklachten te behandelen.
Een bloeding en/of zenuwbeschadiging
In zeldzame gevallen kan een bloeding bij het ruggenmerg ontstaan. Deze bloeding kan op het ruggenmerg gaan drukken waardoor het gevoel en de kracht in uw benen afneemt. In dat geval waarschuwt u onmiddellijk het verplegend personeel. Het verplegend personeel controleert ook zelf in de periode na de bevalling regelmatig of deze complicatie optreedt. Als het probleem op tijd wordt gesignaleerd, kan het in vrijwel alle gevallen via een operatie worden opgelost.
Ook kan de naald waarmee de ruggenprik wordt gezet een directe beschadiging veroorzaken van de zenuwwortels of het ruggenmerg. Ook deze complicatie is erg zeldzaam.
Vermindering van de weeënactiviteit
Het kan zijn dat door de verdoving uw weeënactiviteit gaat afnemen. Het is dan nodig om medicijnen toe te dienen die de weeën weer sterker maken.
Verhoogde kans op kunstverlossing
Door de ruggenprik heeft u minder beheersing over uw spieren. De geboorte kan hierdoor langer duren. Dit vergroot de kans dat een kunstverlossing met vacuüm of tangverlossing nodig is.
Onvoldoende verdoving in het geval van een keizersnede
Er kan tijdens de bevalling een reden ontstaan om de geboorte te versnellen met een keizersnede. De anesthesioloog dient dan via het slangetje in uw rug pijnstillers toe, die u genoeg verdoven voor de operatie. Soms is deze verdoving toch nog onvoldoende om u te kunnen opereren. In dat geval zal narcose de enige oplossing zijn. Dit komt echter niet zo vaak voor.