Plotseling optredende verwardheid (delier)

Artsen en verpleegkundigen maken gebruik van meetinstrumenten om vast te stellen of u inderdaad een delier heeft, en hoe het delier zich ontwikkelt. Bij een meetinstrument moet u denken aan een uitgebreide lijst met kenmerken van een delier. De zorgverlener vult in of er bij u sprake is van deze kenmerken, en zo ja, in welke mate.

Het behandelteam heeft veel ervaring in het behandelen van patiënten met een delier. Het behandelteam bestaat uit een geriater, een arts-assistent (basisarts eventueel in opleiding tot arts) en verpleegkundigen. Naast het behandelen van de lichamelijke oorzaak, is het vaak ook zinvol om de verschijnselen van het delier te verminderen met medicijnen. Meestal kiezen we ook voor een bepaalde benadering van iemand met een delier. Deze staat beschreven in het zorgplan van de patiënt. De verpleegkundige kan u daar meer over vertellen.

Door het delier kan de patiënt vaak minder goed meehelpen met de behandeling. Soms doet hij door de onrust of de verwardheid zelfs dingen die gevaarlijk zijn, zoals sondes er uit trekken, het katheter verwijderen, uit bed komen enzovoort. Het is voor de patiënt dan meestal heel prettig als u wat vaker of wat langer op bezoek komt. Om onrust en angst bij de patiënt te verminderen, is het ook mogelijk om overdag aanwezig te zijn en ‘s nachts bij hem te blijven slapen (‘rooming in’). U kunt de verpleegkundige vragen naar de mogelijkheden.

We proberen samen te voorkomen dat er vrijheidsbeperkende maatregelen genomen moeten worden. Dit zijn maatregelen die de bewegingsvrijheid van de patiënt beperken, door bijvoorbeeld veiligheidshekken aan het bed, een stoel met een tafelblad of een bewegingssensor te gebruiken. Wij begrijpen dat dit voor u niet prettig is om te zien en we willen er met u alles aan doen om dit te voorkomen.