Behandeling

Bijwerkingen bij doelgerichte therapie

Een behandeling met doelgerichte therapie kan bijwerkingen geven.

Er zijn verschillende medicijnen die onder doelgerichte therapie vallen. Welke bijwerkingen u kunt krijgen, hangt af van het soort medicijn, de dosering, de manier van toedienen en de combinatie met andere medicijnen.

In de specifieke kuurinformatie leest u welke bijwerkingen voor dat middel gelden. Of u last krijgt van bijwerkingen is niet te voorspellen. Iedere patiënt reageert anders op de behandeling, ook al is deze hetzelfde. De meest voorkomende, algemene bijwerkingen vindt u in deze folder. We geven daarbij ook steeds tips en adviezen.

Welke bijwerkingen kunnen voorkomen?

Wanneer moet u contact opnemen?

Als u wordt behandeld met chemotherapie, immunotherapie en/of doelgerichte middelen, dan is het belangrijk dat u bij bepaalde klachten contact opneemt met het ziekenhuis.

Wanneer moet u contact opnemen?

Code ONC-267
Laatste revisie: 3 juli 2024 - 12:02
Welke bijwerkingen kunnen voorkomen?

Bijwerkingen bij doelgerichte therapie

Een paar weken na de start van de behandeling kunnen er bepaalde veranderingen aan uw haar ontstaan, zoals:

  • langzame groei van hoofd- en baardhaar;
  • donshaargroei in het gezicht;
  • extreme groei van wimpers en/of wenkbrauwen;
  • haaruitval of dunner wordend hoofdhaar;
  • droog/broos hoofdhaar;
  • haarpijn bij de verzorging van het haar of tijdens het liggen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Droog uw haar voorzichtig. Gebruik zo min mogelijk de föhn en zet deze niet te heet.
  • Gebruik een milde shampoo. Een shampoo is mild als de pH-waarde neutraal is. Dit staat vermeld op de verpakking.
  • Laat uw haar niet permanenten of verven.
  • Hoofdhuidmassage kan helpen bij haarpijn.
  • Wenkbrauwen kunt u eventueel voorzichtig (laten) knippen.
  • Wimpers mogen niet geknipt worden. Is er sprake van extreme groei waardoor u bijvoorbeeld last heeft van irritatie van het oogslijmvlies? Neemt u dan contact op met de verpleegkundig specialist.

Meer informatie

Droge huid en jeuk

U kunt last krijgen van een droge huid. Dit kan samengaan met jeuk. Door de droge huid kunnen schilfers en kloven ontstaan aan de handen, ellebogen en voeten.

Wat kunt u zelf doen?

  • Droog uzelf goed af na het wassen of douchen, vooral op plaatsen waar huidplooien elkaar raken.
  • Door krabben kunnen wondjes en infecties ontstaan. Probeer dus niet te krabben. Het helpt om de huid vet te houden.
  • Tegen de jeuk kunt u een zalf gebruiken met een verkoelende werking.
  • U mag gewoon naar buiten met zonnig weer, bijvoorbeeld om te wandelen of fietsen. Belangrijk is wel dat u zich goed insmeert. Gebruik zonnebrandcrème met beschermingsfactor 30 of hoger.
  • Vermijd felle zon en ga niet onder de zonnebank.
  • Gebruik bij voorkeur vochtinbrengende douchecrème (geen zeep) en lauwwarm water.
  • Douche niet te lang, maximaal 7 minuten.
  • Gebruik in ieder geval 2 keer per dag een vochtinbrengende alcoholvrije crème, vooral na het douchen of wassen. Liefst zonder parfum.
  • Baardhaar kunt u het beste elektrisch scheren. Gebruik geen chemische ontharingsmiddelen, deze zijn te agressief voor uw huid.
  • Draag zoveel mogelijk katoen. Dit irriteert de huid minder dan synthetische stoffen.
  • Bij acné-achtige uitslag schrijft de arts of verpleegkundig specialist u mogelijk een medicinale zalf voor. Soms krijgt u een verwijzing naar de dermatoloog.
  • Sommige zorgverzekeraars vergoeden een consult bij een huidtherapeut. Voor meer informatie kunt u terecht bij de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH): www.huidtherapie.nl. Overleg dit altijd vooraf met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.
  • Bij huiduitslag op uw hoofdhuid kunt u de hoofdhuid wassen met Povidon-jodium. Dit krijgt u zo nodig op recept.
  • Bij jeuk aan uw hoofdhuid kunt u de hoofdhuid wassen met bijvoorbeeld koolteershampoo.

Kloven en blaren

Er kunnen kloven en (diepliggende) blaren in uw handpalm en onder uw voetzolen ontstaan. Deze zijn pijnlijk bij dagelijkse activiteiten. We noemen dit hand/voet/huid reactie. De blaren zullen bij herstel gaan vervellen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Gebruik géén heet water, bijvoorbeeld bij het afwassen, douchen en baden.
  • Zorg dat er niet teveel druk op uw voeten komt. Ga dus niet joggen, aerobics, wandelen, springen, en draag geen strakke schoenen of hoge hakken.
  • Gebruik geen gereedschap waarmee u met de hand druk moet uitoefenen op een hard oppervlak, zoals tuingereedschap, huishoudelijk gereedschap, keukenmessen.
  • Niet wrijven, dus geef geen massage, en pas op met stevig inwrijven van lotion.
  • Als u klachten heeft van hand/voet/huidreactie, neemt u dan contact op met de verpleegkundig specialist of met uw behandelend arts.

Een acné-achtige huiduitslag

U kunt last krijgen van een acné-achtige huiduitslag, dus een uitslag in de vorm van puistjes. Deze uitslag kunt u vrij snel na het starten van de behandeling krijgen. Het komt voor in het gezicht, op de borst, de rug, de armen en benen. Na de acné-achtige huiduitslag kunnen er bruine vlekjes ontstaan. Dit noemen we hyperpigmentatie.

Het is belangrijk om deze huiduitslag op tijd te behandelen zodat er geen infecties ontstaan. Neem daarom bij deze huiduitslag meteen contact op met de verpleegkundig specialist of uw behandelend arts. U mag de huiduitslag niet behandelen met anti-acnémiddelen.

Verkleuring van de huid

Tijdens de behandelweken kunt u een vaalgele huidskleur krijgen. Dit herstelt zich weer tijdens de periode dat u geen behandeling (medicijnen) krijgt. Soms ontstaan er donkere vlekjes door extra pigment in de huid. De bloedvaten waar het infuus in heeft gezeten kunnen donker kleuren. Ook uw handlijnen kunnen donkerder worden. Tegen deze huidverkleuring kunt u niets doen.

Meer informatie

Informatie ‘Uiterlijke verzorging

Door de behandeling kunnen de nagels trager groeien, breekbaar worden en gemakkelijk scheuren of slijten. Ook kunnen de nagels verkleuren. Meestal gebeurt dit een paar weken na het starten van de behandeling.

Een vervelende en pijnlijke bijwerking is een nagelriemontsteking. Om verergering te voorkomen is het belangrijk deze klacht meteen te melden aan uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.

Wat kunt u zelf doen?

  • Houd uw vinger- en teennagels kort. Knip de nagels recht af. Goede nagelverzorging voorkomt infecties.
  • Het vijlen kan het beste in 1 richting gebeuren, omdat de nagels anders gemakkelijk kunnen scheuren.
  • Smeer meerdere keren per dag uw handen en voeten in met alcoholvrije, vochtinbrengende crème. Smeer de crème goed in zodat uw handen en voeten niet vet aanvoelen of wit zien.
  • Gebruik liever geen kunstnagels en nagelverharder, omdat dit de nagels kan beschadigen.
  • U kunt uw nagels eventueel beschermen met een pleister (geen plakband).
  • Gebruik bij huishoudelijk werk handschoenen om uw nagels te beschermen.
  • U kunt uw nagels laten verzorgen door een manicure of pedicure.
  • Gebruik zo min mogelijk water en zeep.
  • Smeer nagelriemen in met antiseptische crèmes.
  • Bijt niet op uw nagels of de velletjes van de nagelriem.
  • Draag katoenen sokken en schoenen die niet knellen.
  • Vermijd chemische stoffen.
  • Houd uw nagels vet.

Sommige doelgerichte therapieën remmen de tumorgroei doordat ze de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes naar de tumor remmen. De aanmaak van nieuwe bloedvaten is ook nodig voor normale wondgenezing. Vandaar dat deze medicijnen de normale wondgenezing vertragen. Bij kleine wondjes kan het lang duren voordat ze helemaal zijn genezen. Soms genezen ze pas als de behandeling (tijdelijk) stopt.

Wat kunt u zelf doen?

  • Probeer wondjes zoveel mogelijk te voorkomen.
  • Als een chirurgische of tandheelkundige ingreep noodzakelijk is, overleg dan met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist over het juiste moment hiervan. Het kan noodzakelijk zijn om de behandeling een tijdje te onderbreken om er voor te zorgen dat de wond kan genezen.

Bloedcellen worden aangemaakt door beenmerg, dat in de botten zit. Grofweg zijn bloedcellen in 3 groepen te verdelen:

  • Witte bloedcellen (leukocyten), zorgen voor de afweer tegen infecties.
  • Rode bloedcellen (erytrocyten), zorgen voor het transport van zuurstof in het lichaam.
  • Bloedplaatjes (trombocyten), zorgen voor de stolling van het bloed.

Door de behandeling kan de aanmaak van de bloedcellen verminderd zijn. Dit herstelt zich weer in de periode dat u geen behandeling (medicijnen) krijgt.

Vlak voor de volgende kuur controleren we uw bloed. We kijken dan of er voldoende bloedcellen aanwezig zijn om met de volgende behandeling te kunnen beginnen. Zelf kunt u niets doen om de aanmaak van de bloedcellen te stimuleren. Wel kunt u medicijnen of een bloedtransfusie krijgen als dit nodig is. Dit besluit uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.

Leukopenie: een tekort aan witte bloedcellen

U kunt een tekort aan witte bloedcellen krijgen. Een gevolg kan zijn dat u last krijgt van een of meer van de onderstaande klachten:

  • koorts (38,5 °C of hoger);
  • koude rillingen;
  • hoesten;
  • pijnlijke mond;
  • slikproblemen;
  • pijn bij het plassen;
  • huidinfecties.

Wat kunt u zelf doen?

  • Zorg voor de gebruikelijke dagelijkse hygiëne: was iedere dag uw lichaam, was uw handen voor het eten en na toiletbezoek, enzovoorts.
  • Ga niet naar het zwembad of sauna.
  • Vermijd contact met mensen met griep of een besmettelijke ziekte.
  • Zorg voor een goede mondverzorging – zie bijlage achteraan.
  • Wees alert op wondjes en verzorg ze direct.
  • Houd uw lichaamstemperatuur in de gaten. Als u zich niet lekker voelt, neem dan uw temperatuur op.
  • Zie verder de pagina ‘Wanneer moet u contact opnemen’.

Anemie: tekort aan rode bloedcellen (bloedarmoede)

U kunt bloedarmoede krijgen. Een gevolg kan zijn dat u last krijgt van een of meer van de onderstaande klachten:

  • duizeligheid;
  • hoofdpijn;
  • bleke kleur;
  • vermoeidheid;
  • kortademigheid;
  • concentratieproblemen;
  • hartkloppingen.

Wat kunt u zelf doen?

U kunt niets doen om bloedarmoede te voorkomen. Als u hiervan klachten heeft en het gaat niet over, overleg dan met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist.

Trombopenie: een tekort aan bloedplaatjes

U kunt een tekort aan bloedplaatjes krijgen. Een gevolg kan zijn dat u last krijgt van een of meer van de onderstaande klachten:

  • aanhoudend bloeden van wondjes (langer dan 15 minuten);
  • spontane of aanhoudende bloedneus (langer dan 15 minuten)
  • spontaan ontstaan van blauwe plekken;
  • ontstaan van puntbloedinkjes in de huid;
  • bloed bij ontlasting of urine;
  • bloed bij het hoesten;
  • hevige menstruatie (heviger dan u gewend bent).

Heeft u een of meer van bovenstaande klachten? Zie dan de pagina Wanneer moet u contact opnemen’.

Wat kunt u zelf doen?

  • Probeer het ontstaan van wondjes of blauwe plekken te voorkomen.
  • Scheer bij voorkeur elektrisch.
  • Gebruik een zachte tandenborstel.
  • Stelp een bloedneus door uw neus dicht te knijpen en uw hoofd voorover te houden.

Vermoeidheid kan ontstaan als gevolg van de ziekte, de behandeling en/of de geestelijke (psychische) belasting. Dit kan toenemen als u meer behandelingen heeft gehad. De vermoeidheid zal na de behandeling langzaam afnemen. Het is mogelijk dat de vermoeidheid niet volledig over gaat.

Wat merkt u?

  • (ernstige) lichamelijke vermoeidheid;
  • beperking in het dagelijks leven;
  • slaapproblemen;
  • concentratieproblemen;
  • vergeetachtigheid;
  • emotioneel reageren;
  • piekeren;
  • angstig zijn.

Wat kunt u zelf doen?

  • Neem voldoende tijd om te rusten. Ga bijvoorbeeld ’s middags een uurtje naar bed.
  • Verdeel de activiteiten die u wilt doen of moet doen over de dag of over de week.
  • Probeer uw conditie op peil te houden door toch in beweging te blijven. Probeer elke dag 30 minuten te bewegen of te sporten. De tijd kunt u ook verdelen over de dag, bijvoorbeeld 2 keer 15 minuten. De vermoeidheid gaat namelijk niet over door veel te rusten.
  • Zorg voor een goede en regelmatige nachtrust.
  • Bespreek uw problemen met uw naasten.
  • Maak gebruik van de hulp die u wordt aangeboden door familie of vrienden. U heeft dan meer tijd, en mogelijk meer energie, voor de dingen die u leuk vindt.
  • Stel nieuwe grenzen aan de mogelijkheden/beperkingen.
  • Stel prioriteiten: durf nee te zeggen.

Meer informatie

Normaal vormt het mondslijmvlies een bescherming tegen het binnendringen van allerlei bacteriën, schimmels en virussen die in uw mond voorkomen. Door de behandeling verliest het mondslijmvlies deze beschermende functie. Er kunnen wondjes in uw mond ontstaan. Bovendien vermindert uw afweer door de behandeling, waardoor u extra vatbaar bent voor infecties.

Een goede en regelmatige mondhygiëne is belangrijk. Adviezen vindt u hier

Wat merkt u?

  • Droge mond.
  • Gevoeligheid bij het eten of drinken van zure of gekruide spijzen en dranken.
  • Gevoeligheid voor de temperatuur van eten of drinken.
  • Slechte adem.
  • Snel bloedend tandvlees.
  • Taai speeksel.

Wat kunt u zelf doen?

  • Als u een bezoek aan de mondhygiëniste wilt plannen, overleg dit dan eerst met de verpleegkundig specialist.
  • Drink regelmatig kleine hoeveelheden water, ook tijdens het eten.
  • Kauwen en eten van zure producten stimuleert de speekselproductie.
  • Andere niet-onderbouwde adviezen zijn kauwen of zuigen op ijsblokjes, suikervrije zuurtjes, xylitol bevattende kauwgom, vitamine C tabletten, eten van komkommer, appel en verse ananas en drinken van vruchtensap en thee met citroen.

Verandering smaak

De behandeling heeft invloed op de smaak (en reuk). Hierdoor kan het eten en drinken anders smaken of u tegen staan.

Wat kunt u zelf doen?

  • De smaakbeleving kan heel snel wisselen, daarom is het goed in deze periode nieuwe producten te proberen en veel af te wisselen. Het kan zijn dat u voedsel de ene keer niet lust en een volgende keer weer wel. Het is dus goed om te blijven proberen.
  • Warme maaltijden of de geur daarvan kunnen tegenstaan. Een alternatief is een koude maaltijdsalade, een ei, vis of kaas. Probeer ook eens koud vlees met een koude saus.
  • Tegen smaakverandering kunt u weinig doen. Probeer verschillende producten uit.
  • Om een metaalsmaak te verminderen kunt u op een zuurtje of pepermuntje zuigen.
  • Schakel eventueel de diëtist in.

Meer informatie

via www.kanker.nl

Verandering reuk

Mogelijk heeft u last van sterk ruikende producten of verminderde reuk.

  • Blijf uit de keuken als er gekookt wordt.
  • Gebruik in plaats van sterk ruikende producten eens koude vis, koude kip, vleeswaren of vlees verwerkt tot ragout of in een saus, bijvoorbeeld spaghettisaus, een eiergerecht of vegetarisch product.

We praten van milde diarree als u per dag 4 of 5 keer vaker ontlasting heeft dan uw ‘normale’ stoelgang. Bij diarree neemt uw lichaam vocht en voedingsstoffen minder goed op.

Wat merkt u?

  • Diarree; waterige, dunne of zachte ontlasting.
  • Slijm en/of bloed bij de ontlasting.
  • Buikkrampen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Drink veel (heldere) vloeistoffen om het vochtverlies aan te vullen. Dit houdt in dat u ongeveer 2 tot 2,5 liter per dag drinkt. Dit zijn 16 kopjes of 14 bekers. Thee, bouillon, sportdrank, bosbessensap en tomatensap zijn goede producten om tekorten (onder andere zouten) aan te vullen die door de diarree zijn veroorzaakt.
  • Drink géén sterke koffie, koolzuurhoudende dranken en alcohol.
  • Gebruik wat vaker kleine maaltijden met vezels zodat het vocht zich hieraan kan binden. Bijvoorbeeld volkoren brood, muesli, rijst, pasta en toast.
  • Eet liever geen prikkelende producten zoals hete of ijskoude producten, citrusfruit, ui, prei, koolsoorten, noten, scherpe specerijen en peulvruchten.
  • Gebruik geen laxeermiddelen.
  • Gebruik niet meer dan 2 of 3 keer per dag melk en melkproducten.
  • Gebruik geen suikervrije producten met de zoetstof sorbitol.
  • Overleg met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist over het gebruik van anti-diarree medicijnen.
  • Voeding die verstoppend werkt, bestaat niet.
  • Vraag om een verwijzing naar de diëtiste als dat nodig is.

Wat merkt u?

  • harde ontlasting;
  • noodzaak tot persen;
  • geen ontlasting (langer dan 3 dagen);
  • buikkrampen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Zorg ervoor dat u voldoende drinkt, minimaal 2 liter per dag.
  • Beweeg voldoende.
  • Gebruik vezelrijke voeding, zoals bruin of volkoren brood, groenten en fruit.
  • Overleg met uw behandelend arts of verpleegkundig specialist over medicijnen tegen verstopping.

Krijgt u tijdens het gebruik van doelgerichte medicijnen plotseling hevige pijn in uw maag of darmen? Neem dan direct contact op met uw arts, verpleegkundig specialist of spoedeisende hulp.

Misselijkheid is heel vervelend en kan verschillende oorzaken hebben. Het kan een bijwerking zijn van de ziekte zelf, van de behandeling of van bepaalde medicijnen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Gebruik de voorgeschreven medicijnen tegen misselijkheid volgens voorschrift.
  • Gebruik de ‘zo nodig’ medicijnen tegen misselijkheid, als u misselijk bent of moet braken, als u last heeft van een vol gevoel, als het eten u tegenstaat of als het eten zwaar op de maag ligt.
  • Drink voldoende: minimaal 1.5 tot 2 liter vocht per dag. Afvalstoffen worden hierdoor sneller uit uw lichaam verwijderd. Voldoende drinken zorgt dat u zich minder misselijk voelt.
  • Forceer het eten niet. Haal de ‘schade’ in als u zich weer beter voelt. Besteed dan extra aandacht aan uw eten.
  • Las bij heftige misselijkheid een eetpauze in. Dring uzelf geen eten op en spreek met uw naasten af dat zij dit ook niet doen wanneer u erg misselijk bent.
  • Gebruik regelmatig kleine maaltijden, 6 tot 8 keer per dag. Een lege maag kan ook een misselijk gevoel geven. Verder kunt u de grootte van de maaltijden aanpassen aan uw eetlust.
  • Eet en drink op tijdstippen dat u minder misselijk bent, zelfs ’s nachts als u wakker bent. Als u ‘s ochtends al last heeft van misselijkheid kan het helpen om voordat u opstaat al iets te eten, bijvoorbeeld kleine porties droog voedsel, zoals toastjes, crackertjes, soepstengel enzovoort.
  • Zet eten dat u niet heeft opgegeten meteen weg.

Wat merkt u?

  • opvliegers;
  • gewichtstoename;
  • droge slijmvliezen;
  • transpireren;
  • gewrichtsklachten;
  • stemmingswisselingen.

Vruchtbaarheid

Tijdens de behandeling en de periode daarna is het beter om niet zwanger te worden. Voor mannen geldt dat u in deze periode beter geen kind verwekt. Dit geldt tot 1 jaar na het beëindigen van de behandeling. De medicijnen zijn namelijk schadelijk voor het ongeboren kind. Bespreek met uw arts welke vorm van anticonceptie voor u geschikt is. Doelgerichte therapie kan ook invloed hebben op de vruchtbaarheid. Bespreek met de behandelend arts de mogelijke gevolgen van de behandelingen voor uw vruchtbaarheid. Zo nodig kan voor start van de behandeling sperma of eicellen ingevroren worden voor toekomstig gebruik.

Erectieproblemen

Soms kunt u problemen ervaren met het krijgen van erecties. Bijvoorbeeld door vermoeidheid als gevolg van de behandeling of door de psychische belasting. De medicijnen hebben soms effect op het seksueel verlangen en erecties, doordat de testosteronproductie vermindert. Dit kan zich herstellen na de behandeling.

Anders vrijen/verminderd seksueel verlangen

Tijdens de behandeling kunt u niet zo’n zin hebben om te vrijen. Meestal is daar geen lichamelijke oorzaak voor, maar komt het door de omstandigheden. U kunt wel behoefte hebben aan intimiteit, dus aan dicht bij elkaar zijn, knuffelen en tegen elkaar aan liggen.

In sperma en vaginaal vocht zijn bijna geen resten van het medicijn aanwezig. Dit heeft geen gevolgen voor de gezondheid. Sommige mensen vinden het toch prettiger om in deze periode een condoom te gebruiken tijdens het vrijen.

Wat kunt u zelf doen?

  • Praat met uw partner/naasten over uw gevoelens.
  • Bespreek uw problemen met een professioneel hulpverlener.
  • Uw vagina kan droger zijn als gevolg van de behandeling. Gebruik zo nodig een glijmiddel tijdens het vrijen.
  • Voorkom een zwangerschap.
  • Bespreek met uw behandelend arts de mogelijke gevolgen van de behandeling voor uw vruchtbaarheid.

Meer informatie

Sommige doelgerichte medicijnen werken specifiek op een orgaan. In het behandelplan houden we hier rekening mee, door regelmatig de functie van het specifieke orgaan na te kijken. Dit gebeurt door bloedonderzoek of onderzoeken die gericht zijn op dit orgaan. Bijvoorbeeld een hartfunctieonderzoek of een longfunctietest.

Wat kunt u zelf doen?

Neem contact op met uw arts of verpleegkundig specialist bij een of meer van de volgende klachten:

  • Extreme vermoeidheid bij lichamelijke inspanning.
  • Hartbonzen (vooral ’s nachts) of onregelmatige hartslag.
  • Hoofdpijn.
  • Kortademigheid.
  • Vocht vasthouden in de benen.

De ogen

Uw ogen worden bedekt door een laagje slijmvlies. Dit slijmvlies is erg gevoelig voor doelgerichte therapie. Het gebruik van doelgerichte middelen kan leiden tot verschillende oogaandoeningen. Meestal merkt u (bijna) niets van deze aandoeningen en is hiervoor geen behandeling nodig.

Wat kunt u zelf doen?

  • Draag tijdens doelgerichte therapie liever geen contactlenzen. Dit om klachten te voorkomen.
  • Als u klachten heeft van uw ogen, neemt u dan contact op met uw verpleegkundig specialist oncologie.

De neus

Tijdens het gebruik van doelgerichte therapie kan het slijmvlies in uw neus veranderen. Er kan een loopneus of juist een zeer droge neus ontstaan. Daarnaast is het mogelijk dat bij het snuiten kleine spoortjes bloed meekomen en/of er veel droge korsten in de neus zijn.

Wat kunt u zelf doen?

  • Snuit uw neus voorzichtig. Dit doet u door eerst met voorzichtige druk het ene neusgat en vervolgens het andere te snuiten.
  • Bij zeer droge binnenkant al dan niet met korstvorming, kunt u vaseline gebruiken. Breng dit voorzichtig aan aan de binnenzijde van de neus. Als u zuurstof gebruikt is mag u geen vaseline gebruiken.
  • Bij een loopneus kunt u een neusspray met xylometazoline gebruiken, te koop bij de drogist. Gebruik dit niet langer dan 1 week.
  • Gebruik geen inhalatiecapsules en -middelen, bijvoorbeeld met menthol of eucalyptus. Deze zijn erg agressief voor het neusslijmvlies.

De behandeling is vaak erg ingrijpend en kan samen gaan met onzekerheid en grote veranderingen in uw dagelijkse leven. Hierdoor kunnen diverse psychosociale klachten ontstaan bij zowel u als uw naasten. U kunt bijvoorbeeld last hebben van gevoelens van angst, onzekerheid, machteloosheid, woede, somberheid of schuldgevoel.

Wat kunt u zelf doen?

  • Maak uw problemen bespreekbaar.
  • Schakel zo nodig professionele hulp in.

Meer informatie

via www.kanker.nl